Drs H.B.A (Hans) Hellendoorn

&

A.H. (Alie) Voorink-Donker

Personalia:
Geboren: 25 december 1918 20 april 1921
Overleden: 20 september 2019 26 januari 2015
Jaar van aankomst: 1938 1938
Studie: Scheikunde Geneeskunde
USR functies: Senaat 1940-1941 Senaat 1940-1941

Getekend door de oorlog

I. Sporen
Elk lid van Unitas S.R. kent de groten der U.S.R., bijvoorbeeld jonkheer Connie van der Cappellen, Rector 1940-1941, die sneuvelde voor ons vaderland in 1945 en Daniël de Moulin, verzetsheld en Engelandvaarder, die de Tweede Wereldoorlog overleefde. Van de Senaat die onder leiding van Van der Cappellen stond, zijn nog twee leden in leven. Zij hebben hun sporen verdiend.

II. Officier
Hans Hellendoorn werd geboren op Eerste Kerstdag 1918 op het Marinekamp Willemsoord in Den Helder, waar zijn vader marine-officier was. In de jaren twintig, toen er zwaar werd bezuinigd op de Nederlandse Defensie, stapte vader Hellendoorn over naar een leidinggevende functie in het burgerleven: hij ging in de zoutwinning werken op Maduro in Nederlands-Indië. Zijn vader stierf jong. Aangezien zijn voogd in Bilthoven woonde, rondde Hans Hellendoorn zijn school af in Zeist. Hij wilde ook marine-officier worden, maar - ironisch: "ik werd riant afgekeurd voor de marine. " Hij vervulde zijn militaire dienstplicht bij de infanterie. Aangezien hij regelmatig 'uit de pas liep over de brug', vervolgde hij zijn militaire functie-opleiding bij een nieuw onderdeel, de waarnemersopleiding voor officieren op het vliegveld Soesterberg. Hij werd eerste luitenant bij de Koninklijke Luchtmacht. Hij legde de officiers-eed af op 18 december 1937.

III. Waarom Unitas?
Alie Voorink-Donker, geboren op 20 april 1920, groeide op in Winterswijk, waar haar vader, leraar Duits, directeur van de HBS was. Lente 1938 behaalde zij haar diploma. Ze wilde graag in Utrecht gaan studeren, want dat lag dicht bij huis. Ze wilde lid worden van een open, niet verzuilde vereniging, dus vielen Veritas en SSR af. Ze wilde lid worden van een gemengde vereniging, dus vielen UVSV en het USC af. Het werd dus Unitas.
Helaas overleed haar vader jong in 1942. Gevolg: zij moest stoppen met studeren en ging aan de slag als secretaresse van professor Bastiaansen. In 1948, trouwde zij met Jan Voorink, die ze op Unitas had ontmoet en ook uit Winterswijk afkomstig was. In de Tweede Wereldoorlog zat hij wegens verzetswerk opgesloten in het beruchte kamp Amersfoort.

IV.Novietenlunch
In hun eerste jaar was Meino Schrale (later dominee) rector: 1938-1939. Tijdens de groentijd waren een paar novieten ziek geworden. Alie herinnert zich dat een andere noviet, Tineke Sanders door alle vermoeidheid vatbaar was geworden voor gordelroos. Tijdens de novietenlunch in september 1938 zaten de novieten René Gerritsen (later docent Nederlands) en Hans Hellendoorn naast elkaar.
Zij merkten op dat Leo Vroman (later bekend als dichter en hoogleraar in de biologie 1915-2014) bezorgd keek naar Tineke. Toen zei Hans: "Beste Tineke, er is een jongeman links voor je uit - hij kan prachtig tekenen, die de gehele tijd bezorgd naar je kijkt. "Welnu, beste lezers, Leo Vroman en Tineke Sanders zijn lang gelukkig getrouwd. "Leo Vroman was een rustige, intellectuele, wat vreemde vogel, van het oude volk."

V. Laß uns Nachts ausgehen
Hans Hellendoorn werd lid van USR na de groentijd in oktober 1938 en ging chemie studeren. Zijn jaarclub bestond uit acht heren en heette Luna = 'laß uns Nachts ausgehen'. Een van de actiefste vrouwelijke leden van USR, Olga Frisch, werd aangezocht als bescherm-vrouwe. Met zijn jaarclub ging hij regelmatig zeilen in Friesland. Pretoogjes gaan fonkelen als hij vertelt over het zeilweekend van Luna dat hij georganiseerd heeft voor zijn jaarclub met tien dames van USR bij Callantsoog in 1939.
Hoe goed gekozen die naam was, bleek wel toen de Duitse bezetters de spertijd op 20.00 uur stelden. Dat betekende dat gewone burgers - uitgezonderd de dokter - dan niet meer buiten mochten komen. "Laß uns Nachts ausgehen" was dus wel een originele naam voor een jaarclub.

VI.Dames
Aangezien er voor 1970 veel minder mensen studeerden dan nu en bovendien voor 1950 weinig vrouwen, werden vrouwelijke novieten van USR lid van een verticaal verband, een soort dispuut. Er kwamen in 1938 veertien dames aan; zij werden allen lid van Strigwaf Cabgyat. Dat is geen Griekse of Germaanse god, maar een acroniem, waarin de namen van de oprichters, de eerste leden van dat damesdispuut, terugkomen. Strigwaf, opgericht in 1926, kwam bijeen op de tweede verdieping in 'De Heemel'. Eenmaal per week werd er dan een meisjesavond georganiseerd: een inhoudelijke avond waar een lezing of discussie plaatsvond, alleen voor Unitas-dames. Heren bevonden zich in de kroeg in de kelder, 'De Hel' of op in de huidige 'Hijweege'. Eens per week daalden de dames af naar de eerste verdieping en vond een gemengde avond plaats.
De meeste studenten gingen eens per 6 à 8 weken naar hun ouders. Elke zondagmiddag organiseerde mejuffrouw Hans van Geffen, de praeses van Strigwaf, thee plus ontmoeting. In maart 1941 volgde Alie haar op als presidente. Aan het vierde lustrum van Strigwaf, in 1946, bewaart Alie nog plezierige herinneringen. Daarna was haar studententijd echt ten einde.

VII.Almanakcommissie
Elk jaar wordt er een jaarboek geschreven door de almanakcommissie. Geneeskundestudente Alie Donker zat onder leiding van Gerard van den Heuvel in het jaar 1939- 1940 hierin samen met Lex Voorzaat en de latere dominee Johan Heidema. Ze kan zich herinneren dat zij, in jacquet en rok op 1 maart 1940 officieel het jaarboek over 1939 gingen aanbieden aan prof.dr. Frans Quix (1874- 1946), hoogleraar keel-, neus-, en oorheelkunde, rector magnificus 1939-1940.

VIII. Oorlogsheld
Voorjaar 1940 werden 90 van de 350 leden van Unitas S.R. onder de wapenen geroepen. Als een kwart van je leden als student moet stoppen van de ene op de andere dag heeft dat nogal wat impact op de vereniging.
Tussen april 1939 en juni 1940 moest luitenant Hellendoorn, "verschillende weken nadienen; de KLU gold immers als grensbewaking en werd in de hoogste staat van paraatheid gebracht". In die tijd kwam Hellendoorn als hij verlof had op Symposion.
Aangezien hij in uniform moest reizen, kwam hij ook in uniform op de kroeg. Het prominente seniorendispuut, de HZB, vroeg hem na zijn senaatsjaar om lid te worden. Tijdens de oorlog kwam de HZB regelmatig op vrijdagavonden bijeen. Juli 1941-maart 1945 gebeurde dat gemiddeld eenmaal per kwartaal, "de eerste vrijdag van de maand, clandestien bij een van de HZB-leden thuis - bij voorkeur bij leden die zo dicht mogelijk woonden bij het Lucas Bolwerk".
Tijdens de mobilisatie (september 1939- april 1940) kon niemand zich voorstellen dat Duitsland echt Nederland net als Polen zou binnenvallen: "Duitsland had in 1914 toch ook ons land buiten de oorlog gehouden?" en tijdens de meidagen (10- 14 mei) van 1940 gaf luitenant Hellendoorn in vijf-cijfer-codes aan alle weersinstanties van de Luchtmacht de luchtsituatie en de weersverwachtingen door. Ook vloog hij patrouillevluchten om de situatie vanuit de lucht te verkennen, vooral boven Noord- en Zuid-Holland en de Grebbelinie. De piloot zat dan voorin en hij als commandant, fotograaf en bommenwerper achterin.
Op 3 mei 2009 heeft de gedecoreerde Hellendoorn samen met de bevelhebber der luchtstrijdkrachten, luitenant-generaal Jansen een monument onthuld ter nagedachtenis aan de 76 gesneuvelden van de Luchtmacht. Dat is de enige plek in Nederland waar ook mecaniciens en ander grondpersoneel van de Luchtmacht worden herdacht die zijn omgekomen. Hans Hellendoorn heeft na de Tweede Wereldoorlog veel moeite gedaan om gedaan te krijgen dat ook deze mensen de status van gesneuvelde oorlogsmilitairen kregen.

IX. Verzet
In de oorlog was Hans actief in het verzet. Hij is daar zelf bescheiden over: "Mijn heldendaden in het studentenverzet zijn vooral zichtbaar geworden door het kalken van leuzen als 'anti-NSB' en 'Hitler weg' in de Burgemeester Reigerstraat en de Nagtegaal-straat." Vanwege zijn technische achtergrond lukte het hem om met behulp van rode klei sleutels na te maken voor het verzet. De econoom Lex Voorzaat, fiscus van de Senaat-Van der Cappellen, maakte zich sterk met Daan Vreugdenhil voor onderduikers. Hij wist bonkaarten te verzamelen, vooral op naam van mensen die overleden waren. Op die manier kwam hij aan allerlei levensmiddelen en medicijnen voor het verzet.

X. Loyaliteitsverklaring
Als arme student sliep hij regelmatig bij bevriende studenten, o.a. bij Jaap de Vries, die een zit-slaapkamer had in een zijstraat van de Maliesingel. Tijdens de oorlog moest Jaap vluchten en dook onder. Hoogleraar Louis van Vuuren was een van de grondleggers van de Utrechtse sociale geografie. Vanaf 1941 was hij de nieuwe baas van de Universiteit geworden. In 1942 moesten alle studenten kiezen: tekenen we de loyaliteitsverklaring, met andere woorden: dat we het eens zijn met de Duitse bezetting en beloven we officieel dat we geen enkel verzet zullen plegen of duiken we onder? Dat laatste was noodzaak, anders werd je opgepakt en minimaal voor de Arbeitseinsatz - een soort slavernij - naar Duitsland gestuurd. Als man van principe en oprechte vaderlander peinsde Hans Hellendoorn er niet over om de loyaliteitsverklaring te tekenen.

XI. Rector Connie van der Cappellen.
Henk van Schothorst was Rector van U.S.R. september 1939 - augustus 1940. Hij vroeg Conny van der Cappellen om hem op te volgen: een goede keuze. Van der Cappellen formeerde zijn team in mei/juni 1940. Conny, geboren 1915 te Batavia, studeerde Indisch recht in Utrecht. Zijn vader was resident van Bandoeng, een hoge bestuursfunctie in Nederlands-Indië op West-Java. Wie voor de Tweede Wereldoorlog opgeleid wilde worden als hoge bestuursfunctionaris kon in Nederland twee universitaire studies volgen: indologie en Indisch recht. Wie koos voor de laatste variant was aangewezen op Leiden of Utrecht. In Leiden hing een sfeer: Nederlands-Indië moet zelfstandig worden. Wie het daar niet mee eens was, kon beter in Utrecht gaan studeren.

XII. Indië verloren, rampspoed geboren
In Leiden en Amsterdam was in de jaren dertig de gedachte dat de inheemse bevolking van Nederlands-Indië het beste zelfstandig kon worden. Deze moderne inzichten werden in Utrecht niet gedeeld, zeker niet door prof.dr. Gerretson. In Utrecht gingen dus vooral studenten studeren met het idee; "Indië verloren, rampspoed geboren".
Tot die laatste groep behoorde ook Constant, 'Conny', van der Cappellen. Hij had omdat zijn familie al decennia werkte en was geïntegreerd in Indië, ook Indisch bloed. Hij was van Nederlandse adellijke komaf - familie van de bekende politicus en patriot baron Joan van der Cappellen tot den Pol (1741- 1784). Deze man streed als eerste voor een zuivere vorm van democratie. Hij was, zo stelt Alie Voorink-Donker "een charmante man".
Hans Hellendoorn: "hij was een goede, waardige rector; hij beleefde er zichtbaar plezier aan om leiding te geven en mensen toe te spreken".

XIII. Mores leren
Zelf trad Conny van der Cappellen aan als rector, Otto van Donkersgoed (+2003) werd de ab actis, Lex Voorzaat fiscus (+2009), Henk Straks pro-rector, Alie Donker vice-ab actis, Luitzen van de Sluis en Hans Hellendoorn assessor. Zomer 1940 traden Hans en Alie samen op als novietenpa en novietenma: zij coördineerden het novitiaat. Hans moest de contacten onderhouden met de zusterverenigingen ( Unitates en Bonden); zo bezocht hij - met het openbaar vervoer - een hele onderneming in die tijd - de Unitas-studentenverenigingen in Amsterdam, Wageningen, Leiden en Rotterdam. Er was ook een Unitasstudentenvereniging in Groningen, "maar dat was te ver weg, daar ben ik nooit geweest." Vooral Unitas Wageningen is hem bijgebleven: "die landbouwers ... dat was een heel apart ras ... ze waren erg praktisch en kenden weinig mores".

XIV. Wijnkelder
Wie in de senaat zit, heeft allerlei representatieve verplichtingen. Dat was in 1940 nog meer het geval dan nu. De Senaat Van der Cappellen ging winter 1940-1941 op belet thuis bij rector magnificus de chemicus professor dr. Hugo Kruyt (1882-1959).
Alie Donker: "Die man was helemaal geen kamergeleerde; hij stond midden in de maatschappij; hij had een enorme wijnkelder - en dat in de oorlog na de crisis van de jaren dertig." " De Duitsers vonden Kruyt niet coöperatief genoeg: hij werd in 1941 ontslagen. Zijn opvolger was prof.Van Vuuren. Hij adviseerde alle Utrechtse studenten om te voldoen aan het bevel van de Duitse bezetters, namelijk om de loyaliteitsverklaring te ondertekenen. Uit de archieven blijkt dat heel weinig leden van Unitas SR de loyaliteitsverklaring hebben getekend. De paar USR-leden die dat wel hadden gedaan, werden een geheel studiejaar, 1945-1946, geschorst door zowel de universiteit als door Unitas.

XV. Met volle glazen
Borrels waren boeiend en belangrijk. Ook een andere borrel staat in het geheugen van Hellendoorn en Voorink-Donker gegrift. De senaat van het USC begreep niet waarom iemand van adellijke komaf uit een familie van hoge bestuurders geen lid van het USC was geworden. Bij een officiële ontvangst najaar 1940 liet de senaat van het USC vanwege de crisistijd de glazen half vullen voor de gasten. Rector USR, Connie van der Cappellen, reageerde ad rem: "Op Unitas is het de gewoonte, zeker met gasten, om met volle glazen te klinken."

XVI. Pal zullen wij staan
De belangrijkste kwestie in hun senaatsjaar was de faculteitenkwestie. Kort gezegd kwam het erop neer dat de studieverenigingen per studentenvereniging waren georganiseerd. Om gelijke kansen te geven aan studenten die geen lid waren van het USC was het eerlijker als de studieverenigingen werden losgekoppeld van de studentenvereniging. Dat werd opgelost in november 1940. Op 24 november 1940 hield rector Van der Cappellen de jaarlijkse officiële rede in de aula van de Vrede van Utrecht. Hij riep op tot meer eenheid en samenwerking onder de studenten. Hij repte hierin niet in directe zin over de Duitse bezetting. In indirecte zin des te meer: Van der Cappellen had als zijn motto gekozen: "Pal zullen wij staan"; dat kwam vaak terug in toespraken die hij hield. Een goede verstaander heeft aan één woord genoeg, dan moeten vier woorden ook wel volstaan.

Hij sprak de vurige hoop uit dat alle studenten - ook zij die niet van een officiële vereniging lid waren - gelijkwaardig zouden worden behandeld. Tot slot stelde hij als gezelschap het USTV ten voorbeeld: "door haar toneelvoorstellingen toont zij de Utrechtse burgerij dat de studenten de kunsten nog immer liefhebben en dat een student nog iets anders vermag dan jolijt."

XVII. Een hak zetten
Een gezonde competitiedrang was de studentenverenigingen niet vreemd. Alie kan zich nog herinneren dat op 23 juni 1941 vanwege van het 305-jarig bestaan van de universiteit, kransen werden gelegd door de officiële vertegenwoordigers van de studenten. De hoogleraren van de universiteit - veelal reünisten der corpora - hadden de anciënniteitsvolgorde bepaald: als oudste studentenbelangenbehartiger mocht de Senaat van het USC ( bestaande sinds 1815/1848) als eerste een krans aanbieden; dan mocht de vrouwelijke variant, het UVSV, als tweede optreden; op de derde plaats kwam Unitas. Daarna kwam een van de belangrijkste disputen van het USC, de toneelvereniging van het USC.
Op de vijfde plaats mochten de katholieken van Veritas aantreden. Daarna kwamen andere studentenorganisaties, zoals SSR. Het was een soort sport onder de studentenverenigingen om elkaar de loef af te steken en nét voor de andere groep aan te treden en zijn krans neer te leggen. Alie Donker-Voorink: "Toen Unitas aan de beurt was, als derde, probeerde een lange man van Veritas en een stevige man van de toneelvereniging van het USC, voor te dringen. Aangezien ik hoge hakken had, lukte het mij om bij de een op de schoenen te gaan staan en de ander een hak te verkopen. Conny, onze rector, trad toen treffend op en legde snel, accuraat en correct als derde de krans."

XVIII. Unitas ondergronds
Maart 1941 organiseerde de Senaat een bont eerstejaarsfeest, hetgeen de Duitsers "te frivool en te Nederlandsch" vonden. Alie: "Op 30 april 1941, de verjaardag van prinses Juliana, werd gevierd dat de Senaatskamer prachtig was gerestaureerd." Op 18 juli 1941 hief de Duitse bezetter alle studentenverenigingen op, behalve UVSV, want daar verwachtten de Duitsers geen problemen van. Unitas ging ondergronds - hoe gevaarlijk ook. Strikt geheim, november 1941 voerde USTV het middeleeuwse toneelstuk "Floris en de Blanchefloer" voor Unitasleden op waarin een christelijke prins verliefd wordt op een moslima.
Op 20 november 1942 voerde USTV nog een stuk op, "Twee edellieden van Verona" uit 1591 van William Shakespeare. Dit soort activiteiten verstevigden de band tussen de leden. Helaas werd na de Tweede Wereldoorlog Ad Hooijkaas, de toneelregisseur, door de zuiveringscommissie beticht van samenwerking met de Duitsers. Najaar 1941 werd nog een aantal novieten als lid geïnstalleerd. Daar was de gehele senaat Van der Cappellen nog bij betrokken. Unitas ging ondergronds; de leden bijeenhouden was een kerntaak - er moest dus een soort coördinerende groep gevormd worden van USR-leden.

Zoals elke keer nam Connie van der Cappellen het voortouw: hij richtte begin 1942 een noodsenaat op. Hij vond ook Lex Voorzaat en Daniël de Moulin bereid om mee te doen. Deze noodsenaat, die ook veel deed voor niet-Unitasleden, kreeg de bijnaam: "Raad van Ephoren" zo genoemd naar de vijf Spartaanse hoge functionarissen die in het Oude Griekenland moesten letten op de naleving der wetten, een soort dagelijks bestuur waren. Aangezien de Spartanen altijd in oorlog leefden en de Atheners niet, werd de oorlogsraad genoemd naar Sparta en niet naar Athene. Daan de Moulin, geboren in 1919 te Buitenzorg (Bogor) in Nederlands-Indië, werd chirurg en hoogleraar en overleed in 2002.
Over rector van der Capellen: "Een echte jurist, wel een fijne vent, hij stond wel graag in de schijnwerpers. Het college van Ephoren heeft onder leiding van Conny, met Daan als directe vervanger en opvolger, in de oorlog hard gewerkt. " Het College van Ephoren telde niet alleen leden van Unitas. Deze geheime club had een heel systeem voor contributie, contacten en steun aan ondergedoken studenten. Activiteiten buiten Unitas, maar wel Unitas-gerelateerd. Ze kwamen samen in sociëteit de Vereeniging op de Mariaplaats op vrijdagavond.

XIX. Leven buiten Unitas
Chemicus Hans Hellendoorn werkte tijdens zijn onderduiktijd in het geheim in laboratoria om rond te komen. Zomer 1945 kon hij eindelijk weer gewoon gaan studeren. Hij trouwde, kreeg vier kinderen. Herhalingsoefeningen, mobilisatie, oorlog, bezetting, en last but not least - de studententijd - bespoedigden de studie niet: in 1952 behaalde hij eindelijk zijn doctoraalbul. Hij ging werken als klinisch chemicus bij een kankerinstituut, later in het ziekenhuis van Groningen.

XX. Symposion in de jaren dertig en veertig
* Er was een ober/tapper in dienst van Unitas SR, genaamd Toon van Vliet, geboren in 1895, die tot 1970 heeft gewerkt op Symposion, "een zeer bescheiden man, de rust zelve; hij wist van alle leden wat ze wilden drinken". "Wie zich niet aan de mores hield, kreeg van Toon te horen: 'Wilt u zo vriendelijk zijn zich achteraan op te stellen?'" Henk Hijweege, waarnaar de huidige kroeg op de eerste verdieping is genoemd, was de opvolger van Toon van Vliet.
* Menige kroegavond werd muzikaal opgeluisterd door David ("Daaf") Redeke, later huisarts in Utrecht. Als dank werd hij lid van verdienste van U.S.R. Zijn dochter Saskia was ook U.S.R.-lid.
* Klaas Keuning, na de oorlog rector en lid van de Tweede Kamer voor DS 70, een afsplitsing van de PvdA , was "een zeer lange vent, met een droogkomisch gevoel voor humor; hij kon behoorlijk los gaan - maar dat deden we allemaal wel eens".
* Hun Senaats-collega Lex Voorzaat liet bij gelegenheid van zijn afstuderen zeven gangen achterstevoren opdienen.


Pim Walenkamp
11 juli 2009