Geboren: | 22 september 1918 te Amsterdam |
Jaar van aankomst: | 1938 |
Studie: | Theologie |
USR functies: | Redacties jaarboeken 1938-1941, Theologendispuut, Forsete Wara sinds 1879 |
Beroep: | Dominee |
Gelijkwaardigheid
Wie echt studeert, wordt lid van een echte studentenvereniging, zo was het adagium in de familie Heidema. Maar waar dan? SSR lag voor de hand, maar viel af want dat was
ouderwets en verzuild: "Daar kreeg je de eerste drie jaar elke week verplicht Bijbelonderricht op de studentenvereniging - dat kreeg ik al in de kerk en op de
Universiteit - dus SSR viel snel af."
Het USC viel af want daar werden de leden zwaar op kosten gejaagd. Bovendien waren daar de leden in principe ongelijkwaardig en gold er een harde ontgroening. Last but
not least: "daar zaten alleen mannen, dus die viel af... "zegt dominee Heidema met pretoogjes.
Zo kwam Unitas eigenlijk via de afstreepmethode tot stand. Het bleek een goede keuze. Wat Heidema vooral beviel waren de gelijkwaardige behandeling en het gemengde
karakter: "Bij Unitas had iedereen gelijkwaardige kansen; afkomst en vriendjespolitiek speelden geen rol - het ging om je eigen kwaliteiten."
Jeugd
Johan Heidema is geboren op 22 september 1918 te Amsterdam. In 1934 verhuisde het gezin naar 's-Gravenhage, omdat zijn vader, een psychiater, een goede baan kreeg
aldaar. Johan vervolgde zijn gymnasium in Den Haag. De schoolcurricula sloten toen veel minder goed aan dan heden ten dage. Nu wordt ten bate van de
gymnasiasten landelijk vastgesteld welke de klassieke schrijvers zijn die bestudeerd dienen te worden voor Latijn en Grieks. Uiteraard zijn de meeste leden
van Unitas niet gelukkig met veel staatsinvloed van bovenaf - landelijke sturing ware in dit geval wel prettig geweest want de arme Johan verloor een volledig
studiejaar omdat hij Homerus' Ilias en de Metamorphosen van Ovidius moest inhalen. Ik kan u verzekeren, waarde lezer: dat is een hoop werk!
Toen hij 16 jaar oud was, wist hij het: "ik word geroepen, ik word dominee, ik sta hier, ik kan niet anders". Voorjaar 1938 behaalde hij eindelijk zijn gymnasium a-diploma.
Links Leiden versus rechts Utrechts
Voor verreweg de meeste mensen was het voor de Tweede Wereldoorlog en zeker in de crisisjaren usance om zo dicht mogelijk bij huis te gaan studeren. Leiden lag
dus voor de hand. Die stad stond echter, zeker in theologenland, bekend als links en uiterst vrijzinnig.. Aangezien onze intelligente adolescent daar weinig
van moest hebben, koos hij voor de als solide, om niet te zeggen als rechts bekend staande faculteit der theologie in Utrecht.
Novitiaat en jaarclub
Met 90 mensen startte de kennismakingstijd, die twee weken duurde. "Er vond geen enkele aanslag op de lichamelijke integriteit plaats." In dat novitiaat werd je op een
menswaardige wijze gestimuleerd om met anderen hechte banden te smeden. Ze vormden zelf een jaarclub, genaamd Tyrphos. Er bestaat discussie of dit genoemd
is naar iets biologisch of dat het afgeleid is van tirfor, een handmatig hulpmiddel voor plaatsen waar grote apparaten, vooral graafmachines, niet kunnen
komen; een tyrfos staat dan voor iemand die door vindingrijkheid en goed samenwerken met anderen het fijne werk aankan. De uitgang -os i.p.v. -or om een
beroep aan te geven, alsmede de opwaardering van de i naar een y-grecque duidt op een vermeende vergrieksing die op diepere, doordachte degelijke doseringen
duidt of - wat waarschijnlijker is - gewoon een vorm van studentikoze humor is.
Tot de dood hadden en hebben de jaarclubleden van Tyrphos nog hechte contacten met elkaar. Een paar keer per jaar gingen ze met leden van USR naar Friesland om te
varen en te logeren bij de ouders van zijn jaarclubgenoot Wim Wijk, student in de medicijnen, wiens vader rector van een Gymnasium in Sneek was.
Eenmaal per week kwam de jaarclub bijeen om samen te eten, waarna een hunner een inleiding op een historisch, politiek, sociologisch, filosofisch of literair
onderwerp hield. Daarna volgde discussie, soms uitlopend in een artikel.
Vier dagen per week (augustus 1938- juli 1942, daarna sloot de sociëteit) ging Heidema op Symposion warm eten, waar hij toen beheerder Toon slechts 90 guldencenten voor
hoefde te betalen. Mooi was die tijd...
Theoloog: ‘steeds hoger op God gericht’
Tijdens zijn studie theologie was hij actief lid van het Theologisch-Literair dispuut Excelsior Deo nos Iuvante, hetgeen zo iets betekent als "steeds hoger op
God gericht", dat sinds 1870 al bestond ( in wat gewijzigde vorm). Daar kwam je elke week bij elkaar. Hier leerde je boeiende lezingen en voordrachten houden
als ook goed discussiëren - ds. Heidema wordt onaangenaam verrast door de leenwoorden "speech en debatteren".
Wat vertraagd door al zijn USRactiviteiten behaalde hij begin september 1943 zijn kandidaatsbul in de theologie. Daarna was er geen geld meer - het was oorlog -
om de doctoraalstudie nog te gaan doen. Het was ook gebruikelijk dat jongens die dominee wilden worden zo snel mogelijk na hun kandidaats hun kerkelijk
examen gingen doen. Heidema slaagde erin twee prominente hoogleraren als begeleiders te strikken, nl. Prof.dr.M.J.A. De Vrijer (1881- 1969) en Prof. dr.
S.F.H.J. Berkelbach van de Sprenkel (1882- 1967). Die laatste was een bijzonder vriendelijke man: bij hem thuis kwamen regelmatig studenten gezamenlijk langs om
(levens)colleges in de breedste zin te volgen.
Die eerste was een aartsconservatieve man; colleges geven aan vrouwen vond hij weinig zinvol. De mannelijke studenten hebben een keer (1939?) afgesproken tijdens het
college weg te blijven om te kijken hoe standvastig Prof.dr. De Vrijer zou zijn. Nou dat was hij! Slechts enkele vrouwspersonen bevonden zich in de collegebanken
waarop de hoogleraar consta-teerde dat er geen publiek was, waarna hij vertrok. Hij heeft ook de officiële, eerste steen gelegd bij de bouw van het nieuwe
theologische complex. In de hal van het Utrechtse stadhuis, nabij de ingang van de raadszaal, hangt in de rij der prominenten een foto van deze gebeurtenis Op
die steen liet Prof. De Vrijer de roemruchte, zo niet beruchte, tekst (Psalm 111: 10) graveren: "de Vreeze des Heeren is het begin der wijsheid."
Tweede Wereldoorlog
Hij zag op tegen het ambt van dominee en herder van een ganse gemeente; hij voelde zich niet waardig genoeg. Zo startte hij zijn loopbaan als predikant voor het
jeugdwerk in Amsterdam-West tot 1947. Vooral de hongerwinter was tragisch. De Duitsers verboden de bevolking om 's avonds na acht uur zich op straat te
bevinden. Wie dat wel deed, werd als een misdadiger behandeld. Er waren slechts twee Nederlandse burgers in de wijde omtrek die pasjes kregen om ook na de
avondklok zich te verplaatsen: de huisarts en hij. Zo heeft hij de laatste oorlogsjaren menig gezin een geestelijk hart onder de riem én een lichamelijk
hart (want hij bracht natuurlijk het een en ander rond) kunnen steken. Tegelijkertijd probeerde hij zo vriendelijk mogelijk te zijn voor de Duitse
bezetters: "allereerst hadden ook zij recht op geestelijke bijstand, op de tweede plaats kon hij zo nog wel wat gedaan krijgen voor zijn gelovigen". Zo
organiseerde hij diverse sportdagen voor de jeugd, die de bezetter oogluikend toestond.
In 1947 werd hij beroepen te Zoeterwoude bij Leiden, "een kleine, hechte Hervormde gemeenschap in een zeer Roomsch-Katholieke omgeving". Hij verving hier twee jaar
een dominee die voor twee jaar was uitgezonden als aalmoezenier in Nederlands-Indië. Het meest tragisch was dat de zoon des huizes tijdens de
politionele acties sneuvelde en hij de familie op de hoogte moest stellen; "in tijden van lijden kun je meestal meer voor mensen betekenen dan wanneer het
leven voorspoedig loopt." Daarna was hij ruim drie decennia predikant te Hoogvliet. Hoogvliet? Ja, Hoogvliet tussen Rotterdam en de zee. Dat groeide van
vlak na de oorlog uit van een gehucht van 1.700 zielen uit tot 40.000 inwoners. Dat zorgde voor veel nieuwe en zoekende mensen: een uitdaging, zo'n drukke
uitdaging dat er geen tijd was om een gezin te stichten.
Van alle religieuze markten thuis
In de Tweede Wereldoorlog hielden de gereformeerden in Nederland onderling stevige disputen over de lastige theologische begrippen genade en vrijmaking. Dit leidde
uiteindelijk in 1944 tot een grote kerkscheiding en de stichting van de vrijgemaakt gereformeerde kerken. Hoe kijkt dominee Heidema aan tegen deze
discussie? Hij kijkt verdrietig naar buiten en zwijgt veel betekenend...
Zijn grootvader was gereformeerd predikant, zelf werd hij in zijn jonge jaren hervormd prediker, op latere leeftijd kwam hij door enige andere opvattingen
over de doop meer in evangelisch vaarwater terecht; een betrokken en belijdend christen is Ds. Heidema altijd gebleven. Rond 1980 kreeg hij een andere kijk op
de doop. Zijn christelijke overtuiging sluit nu meer aan bij de evangelische identiteit, voor de geïnteresseerden onder ons: de Oxford-Blumhardt-beweging.
Daarna werd hij moderator, geestelijk leidsman van de diaconessen zusters te Amerongen, alwaar uw reporter hem thuis bezocht op een zonnige aprilmiddag.
Meerwaarde
Unitas S.R. heeft een duidelijke meerwaarde voor hem gehad: je leerde snel goede vrienden kennen van allerlei soorten en maten. Tevens leerde je amicale en
retorische vaardigheden: wat hij vooral heeft geleerd, is naar elkaar luisteren en het spreken in het openbaar; dank ook aan Forsete Wara, sinds 1879!
Uw verslaggever ter plaatse,
Pro Iungit Iunctos,
Pim Walenkamp
Ad valvas 16 mei 2009